Doelen
De Nationale Strategie formuleert de doelstelling 'de maatschappelijke waarde te vergroten van de collecties van archieven, bibliotheken, musea en andere instellingen' door een betere (digitale) toegankelijkheid. Zo kan een toegenomen besef ontstaan van de maatschappelijke waarde van hetgeen de erfgoedinstellingen in hun collecties hebben.
De DERA concretiseert dit strategische doel tot vier operationele doelen:
- De gebruiker kan ongehinderd door de gezamenlijke erfgoedinformatie navigeren.
- De gebruiker kan de bruikbaarheid van specifieke erfgoedinformatie vaststellen.
- De gebruiker kan zelf nieuwe of externe informatie toevoegen wanneer dat nodig is.
- Erfgoedinstellingen werken samen.
Hieronder worden de strategische en operationele doelen op een gestandaardiseerde wijze beschreven, met een rationale en implicaties. Binnen de rationale wordt aangegeven op welke manier het doel bijdraagt aan de Nationale Strategie of aan bovenliggende doelen. De implicaties geven aan hoe het strategische doel wordt uitgewerkt tot operationele doelen en hoe de operationele doelen worden uitgewerkt tot principes.
Bij het uitwerken van de doelen worden de termen 'gebruiker', 'erfgoedinstelling' en 'NDE' gebruikt. De definitie van de termen 'gebruiker' en 'erfgoedinstelling'is te vinden in het onderdeel 'Actoren'.
Netwerk Digitaal Erfgoed
Netwerk Digitaal Erfgoed is een samenwerkingsverband van erfgoedinstellingen die de Nationale Strategie onderschrijven. Zij ontwikkelen in Nederland een stelsel van landelijke voorzieningen voor het verbeteren van de zichtbaarheid, bruikbaarheid en houdbaarheid van digitaal erfgoed.
Strategische doelen
ID | Uitspraak | Documentatie | Rationale | Implicaties |
---|---|---|---|---|
1 | Grotere maatschappelijke waarde door de gebruiker centraal te stellen | Bij het beheren of aanbieden van erfgoedinformatie richten de erfgoedinstellingen zich op de bruikbaarheid voor de gebruikers. | Gebruikers bepalen de maatschappelijke waarde van het erfgoed. Zie de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. | Individuele erfgoedinstellingen kennen hun eigen gebruikers al en bieden hun erfgoedinformatie en functionaliteit zo goed mogelijk voor hen aan. Het strategische doel om de gebruiker centraal te stellen, heeft de volgende implicaties: 1. De gebruiker moet erfgoedinformatie uit afzonderlijk beheerde erfgoedverzamelingen samen kunnen raadplegen en gebruiken. Daartoe worden middels gezamenlijke afspraken en oplossingen onnodige verschillen tussen bronaanbieders of bronhouders voorkomen. Zie operationeel doel 1.1. 2. De gebruiker moet erfgoedinformatie voor zijn/haar doel kunnen inzetten. Daartoe moet de gebruiker de bruikbaarheid ervan vast kunnen stellen. Zie operationeel doel 1.2. 3. De gebruiker moet gezamenlijke erfgoedinformatie kunnen raadplegen en gebruiken in combinatie met eigen informatie, of die van derden. Daartoe moet informatie kunnen worden toegevoegd. Zie operationeel doel 1.3. 4. Erfgoedinstellingen moeten samenwerken. Zie operationeel Doel 1.4. |
Operationele doelen
ID | Uitspraak | Documentatie | Rationale | Implicaties |
---|---|---|---|---|
1.1 | Gebruiker kan ongehinderd navigeren | De gebruiker moet op een efficiënte manier relevante erfgoedinformatie kunnen selecteren en de context van deze informatie kunnen opvragen, zonder hierbij te worden gehinderd door het feit dat erfgoedinformatie door verschillende instellingen wordt beheerd en aangeboden. | Niet het aanbod van een erfgoedinstelling, maar de vraag van een gebruiker staat centraal. Deze vraag kan het aanbod van een individuele erfgoedinstelling overstijgen. | Bij de beschrijving van erfgoedinformatie staat semantische verbinding centraal: 1. Erfgoedinformatie moet op een eenduidige manier worden aangeboden en gepresenteerd. Zie principe 3 en principe 4. 2. De context van erfgoedinformatie kan worden beheerd en aangeboden door een andere erfgoedinstelling, waarbij eenduidig moet worden verwezen naar de bronhouder. Zie principe 5 en principe 6. |
1.2 | Gebruiker kan bruikbaarheid van erfgoedinformatie vaststellen | De gebruiker moet kunnen vaststellen of gevonden erfgoedinformatie voldoet aan de eisen van zijn/haar toepassing. Hierbij kan men o.a. denken aan inhoudelijke bruikbaarheid van een specifiek object (is de foto van het betreffende onderwerp?), van een selectie (zijn dit alle beschikbare foto’s van het betreffende onderwerp?), of aan betrouwbaarheid (is de informatie authentiek?). | De bruikbaarheid van erfgoedinformatie verschilt per gebruiker en per toepassing. Het is als bronhouder of aanbieder onmogelijk deze vast te stellen en de erfgoedinformatie specifiek daarop in te richten. De bronhouder kan slechts zorgen dat zoveel mogelijk beschikbare informatie op een zo duidelijk mogelijke manier beschikbaar is, zodanig dat de gebruiker zelf kan vaststellen of de erfgoedinformatie bruikbaar is. | 1. De authenticiteit van erfgoedinformatie moet zijn vastgelegd en gepubliceerd, o.a. door provenance-informatie. Zie principe 1. 2. De (langetermijn-) beschikbaarheid van erfgoedinformatie moet zijn vastgelegd en gepubliceerd. Zie principe 2. 3. De inhoud en context van erfgoedinformatie moet zijn vastgelegd en gepubliceerd. Zie principe 4. 4. De restricties die gelden voor openbaarheid zijn vastgelegd en gepubliceerd. De redenen om restricties op te leggen zijn divers. Bijvoorbeeld: het beschermen van de privacy, de archiefwet en het (intellectuele) eigendoms- en gebruiksrecht van erfgoedinformatie. Zie principe 2 en principe 3. 5. De vorm en functionaliteit waarmee erfgoedinformatie wordt aangeboden moet worden gespecificeerd. Bijvoorbeeld dat de informatie real-time kan worden opgevraagd met een duurzame identifier, met vermelding van het formaat waarin het antwoord op een informatievraag wordt aangeboden. |
1.3 | Gebruiker kan informatie toevoegen | Gebruikers moeten de gezamenlijke erfgoedinformatie kunnen combineren met andere informatie of informatie kunnen toevoegen. Dit varieert van het toevoegen van nieuwe informatie met als doel deze publiek te maken (zoals bij crowdsourcing) tot het toevoegen van vertrouwelijk informatie voor persoonlijk gebruik (zoals binnen de wetenschap nodig kan zijn). De toegevoegde informatie kan nieuwe informatie zijn (zoals bij genealogische toepassingen) of bestaande informatie (zoals Wikipedia). De bronhouder kan besluiten of de toegevoegde informatie geschikt is om opgenomen te worden in het eigen bronsysteem. | Ook buiten de gezamenlijke erfgoedinformatie is informatie aanwezig die relevant is voor een of meerdere gebruikers. Dit kan niet-publieke informatie van de gebruiker zelf zijn of een informatiebron van derden. De gebruiker moet deze kunnen combineren met de gezamenlijke erfgoedinformatie. Optioneel kan een bronhouder deze informatie (na controle) opnemen en aanbieden als onderdeel van de gezamenlijke erfgoedinformatie. | 1. Om externe informatie te kunnen relateren aan gezamenlijke erfgoedinformatie moet deze laatste verwijsbaar zijn. Zie principe 6. 2. Als externe informatie wordt opgenomen binnen de beheerde gezamenlijke erfgoedinformatie, dan moeten de authenticiteit en de beschikbaarheid daarvan duidelijk zijn. De externe informatie moet verwijzen naar de gezamenlijke erfgoedinformatie. Zie principe 1, principe 2 en principe 5. 3. Als externe informatie wordt opgenomen binnen de beheerde gezamenlijke erfgoedinformatie, moet deze eenduidig zijn beschreven en herkenbaar, gebruiksvriendelijk en verwijsbaar worden aangeboden. Zie principe 3, principe 4 en principe 6. |
1.4 | Erfgoedinstellingen werken samen | Erfgoedinstellingen moeten samenwerken om hun erfgoedinformatie beter bruikbaar te maken voor gebruikers. Samenwerking zorgt voor afspraken over de manier waarop informatie toegankelijk wordt gemaakt en wordt uitgewisseld. Samenwerking stelt erfgoedinstellingen in staat om elkaars kennis en voorzieningen te benutten. | De inspanningen van erfgoedinstellingen moeten gericht worden op hetzelfde doel: het vergroten van de maatschappelijke waarde van erfgoed door de gebruiker centraal te stellen. Samenwerking is hiervoor de sleutel. Zie ook de Nationale Strategie digitaal erfgoed. | 1. Bronhouders maken afspraken over de manier waarop zij hun erfgoedinformatie beschrijven en publiceren, bijvoorbeeld over metadatastandaarden en koppelvlakken (zie principe 4). 2. Bronhouders maken afspraken over de erfgoedinformatie die zij van andere bronhouders willen betrekken. Informatie kan beter verbonden en gevonden worden als bronhouders gebruikmaken van dezelfde bronnen, zoals terminologiebronnen met termen (zie principe 5). 3. Bronhouders maken duidelijk wat de beschikbaarheid van hun erfgoedinformatie is (zie principe 2). Zo weten andere bronhouders in hoeverre ze de informatie kunnen gebruiken. |